Reis-Impressies

L. J. Veen—Amsterdam

[Inhoud]

Typ. Th. A. van Zeggelen. (M. J. P. van Santen) Amsterdam

[3]
[Inhoud]

I.

Annonciatie.

In de Oostelijke galerij der Uffizië schittert ze als een straal van goud, de Heilige Boodschap van Simone Martini en LippoMemmi, van Siena....


Neêrgedaald is juist de Engel, verrassende de Maagd, waar ze zat op haren ivoor-ingelegden zetel,—achter zich een doek vangoud—, haar gebedenboek nog in de vingers....

Toen de Engel daalde, heeft zijn glans alles overstraald en goud gemaakt. Want éen gouden licht heeft de architectuur vande maagdelijke kamer overschitterd, en de atmosfeer is er geworden als een atmosfeer [4]van goud, zichtbaar stofgoud, of de trillingen van de lucht zichtbaar zijn geworden en goud. Goud, maar etherisch goud, enniet goud van metaal, maar goud van engelglans, ronden zich nu de drie bogen der kamer. En in het midden der middenste boogdaalt de geaureoolde duif van den Heiligen Geest al neêr in een krans van hemelduifjes, tweevoudig gewiekte toovervogelenmet cherubijnengezichten....

Op de knieën is de Engel neêrgezonken, de Engel uit zijn mystieken fabelhemel, in zijn goudblauw brokaat, dat goudt in zijneigen licht maar diep donkerblauwt in de plooien van zijn kleed. Banden, met heilige spreuken bestikt, hangen om hem neêr....Juist is hij neêrgezonken, geene seconde geleden, want hoog nog en pas even toegevouwen staan zijne ranke vedervleugels, enzijn roodbruingouden mantel, waarvan hij twee einden om zijn hals bond, fladdert nog met éen slip in de lucht, in de allerlaatstewindbeweging van zijn engelvlucht door sferen.

Lang, bleek en fijn is zijn gelaat, en [5]zijne half toegesloten oogen onder even opgaande wenkbrauwbogen geven iets voornaam chineezigs aan zijne schoonheid, als washij een jonge mandarijnenzoon, maar blond toch golven zijne haren, waarom zich een glans van olijvenbladeren wijd-uit heenrondt:een juweelen sieraad, als een kleine diadeem, houdt dien op zijn voorhoofd vast.

Zijne eene lange, fijne hand heft een olijventwijg; van zijne andere steekt hij den wijsvinger op, als vraagt hij aandacht....

En nu opent hij de lippen en spreekt hij zijne woorden, die, als een mirakel, goud zichtbaar worden in het stofgoud der heiligekameratmosfeer, en goud gaan naar de jonkvrouw toe....

Goud, door de leliën heen, die hoogslank bloeien in een gouden vaas, tusschen hen beiden, engel en maagd:

Ave, gratia plena, Dominus tecum...


Heel even maar is Maria geschrikt alsof een heilig voorgevoelen haar reeds doorsidderd [6]heeft en de Heilige Boodschap niets is, dan wat zij verwachtte... Gezeten is zij gebleven op haren ivoor-ingel

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!