Produced by Marc D'Hooghe
door
De tweede uitgave van den roman EEN LIEFDE verschijnt zonder dezogenaamd onvoegzame of onzedelijke uitdrukkingen, die in de eersteuitgave voorkwamen.
De belangstellende leidde daaruit niet af dat de meening van denschrijver veranderd zou zijn met betrekking tot de mate van vrijheid envan onafhankelijkheid van algemeen geldende zienswijzen, die eeneigenschap der letterkunde moeten zijn.
De reden, die tot wijziging deed besluiten, is deze, dat geenegelegenheid werd gevonden eene nieuwe uitgave behoorlijk bezorgd tezien, tenzij met wijzigingen.
De vraag deed zich nu voor in hoeverre de verandering verantwoord konworden tegenover de kunstleer, waarvan de oorspronkelijke vrije text detoepassing was.
Ten eerste nu, kwamen, bij latere objektieve beoordeeling, sommigeonvoegzame of onzedelijke uitdrukkingen tevens voor fouten vanletterkundigen aard te zijn. Deze behielden voor den schrijver wel hunnebekoring als bewijzen van felle leer-stelligheid, maar deden feitelijkhet wezen der roman-gedeelten, waar zij zich bevonden, geweld aan.
Ten tweede echter, kwamen de letterkundig deugdelijke deelen te berde,die toch wegens onvoegzaamheid of onzedelijkheid moesten verwijderdworden. Dit was eene verdrietelijke scheiding.
Een roman als deze is evenwel niet een Geheel van dien aard, dat hij,—gelijk een beeld of een muziekstuk wel—bedorven zoude worden doorde uitneming van enkel kleine stukken.
Aangenomen dat deze roman goed werk zij en gegeven de noodzakelijkheideener keuze als de zoo even aangeduidde,—zoo moest die zich welvestigen op het behoud van zoveel mogelijk van het werk, dat andersgeheel verdonkeremaand ware gebleven.
Zomer 1899. L. VAN DEYSSEL.
—Doe nou de deur maar dicht, kind, anders vat-je kou.
Mathilde deed 't. Eerst draaide zij de onderste helft toe, daarna debovenste, sloot die af met een dikken sleutel en hing den sleutel aaneen haak, midden aan de bovenste helft der deur, waar Jans, de meid, hemvinden zou.
Met een sprongetje was Mathilde weer bij haar vader, die, meer achter inden gang, wachtte; zij stak haar arm door den zijnen en de twee wandeldenterug naar het zaaltje. Zij hadden met hun tweeen de menschen, die dienavond bij hen geweest waren, uitgelaten. Terwijl de heer de Stuwenopmerkingen maakte over kleine voorvalletjes van den avond, stapte zijndochter op hakken naast hem, en keek zij, het hoofd gebogen, naar depunten harer schoenen. Zij zei niet veel.
—Toen 't zoo geanimeerd werd, dacht ik niet, dat ze zoo vroeg heenzouden gaan.
—Nee, antwoordde Mathilde, dat was wel vreemd. In-eens herinnerde devader zich iets, iets dat hem getroffen had. Hij glimlachte, de oogenneer, schalksch:
—Heb-je wel gemerkt, hoe verlegen of mevrouw van Borselen werd en datz'n 'n eindje met haar stoel van Louis Berlage vandaan schoof, toen iedie anekdote vertelde van die jonge weduwe, die zoo graag weer trouwenwou?
—Nee, daar heb ik niet op gelet …
—Van Wilden was weer op zijn beau dire van-avond.
—Ja.
Mathilde moest nu den arm loslaten, want de ingang van het zaaltje wasniet breed genoeg